Skip to content
    Geplaatst: Auteur:Sanne Elfering, KBA Nijmegen, Pieter Baay, Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO) & Joeri Baarda, CINOP Update:mei 2019 Update door:Joeri Baarda, CINOP

Mbo-instellingen leiden studenten op voor een beroep. Maar niet alleen dat. Hun taak is ook om jongeren voor te bereiden op vervolgonderwijs en om hen te ondersteunen in hun ontwikkeling tot verantwoordelijke, actieve en betrokken burgers. Dat laatste is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Want hoe geef je als onderwijsinstelling inhoud aan die burgerschapstaak?

Hoe gaan jongeren om met de turbulentie van deze tijd en met soms tegenstrijdige waarheden? Hoe maken ze afwegingen en keuzes voor hun toekomst, als burger, consument en deelnemer aan het arbeidsproces? En hoe vinden ze hun eigen antwoorden op levensvragen en op thema’s van deze tijd, zoals polarisatie en discriminatie? Het heeft allemaal te maken met burgerschap en geen wonder dan ook dat burgerschapsonderwijs de laatste jaren sterk in de belangstelling staat. Dit vanuit het grondidee dat het deelnemen aan en werken in een democratische en pluriforme rechtstaat kennis en vaardigheden vergt. Kennis over Nederlandse fundamentele rechten zoals het recht op vrije meningsuiting en op gelijke behandeling; vaardigheden zoals je kunnen inleven in de positie van een ander, kritisch kunnen denken en in staat zijn tot dialoog en samenwerking (Min. OCW, 2015).

Toenemende aandacht voor burgerschapsvaardigheden

Om het burgerschapsonderwijs goed vorm te geven, is er meer aandacht voor de professionalisering van docenten. Een mooi voorbeeld daarvan zijn de MBO BurgerschapLabs, waarin het ministerie van OCW studenten en docenten heeft uitgedaagd voorstellen te ontwikkelen voor beter burgerschapsonderwijs (ecbo, 2019). Daarnaast is een nieuw wetsvoorstel ingediend om meer duidelijkheid te geven in wat goed burgerschapsonderwijs is (Ministerie van Algemene Zaken, 2018).

Burgerschapsonderwijs, een wettelijke taak

Voor het mbo is burgerschapsonderwijs een wettelijke taak. Het maakt deel uit van de ‘drievoudige kwalificatie’. Naast het voorbereiden op het uitoefenen van een beroep en op mogelijke doorstroom naar vervolgonderwijs. De tekst in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB, art. 1.2.1 lid 2) hierover luidt: ‘Het beroepsonderwijs bevordert tevens de algemene vorming en de persoonlijke ontplooiing van de deelnemers en draagt bij tot het maatschappelijk functioneren’. Wat er op het vlak van burgerschap van de student wordt gevraagd, behoort tot de zogenaamde generieke eisen zoals die in elk kwalificatiedossier staan beschreven. Dit staat naast de eisen om in een bepaald beroep aan de slag te kunnen: de beroepseisen. De relevante thema’s zijn geordend in vier dimensies:

  1. politiek-juridisch dimensie (actieve deelname aan de democratie);
  2. economische dimensie (functioneren als werknemer en als consument);
  3. sociaal-maatschappelijke dimensie (actieve participatie in de gemeenschap en omgaan met sociale en culturele verschillen);
  4. dimensie vitaal burgerschap (gezondheid en zorg voor eigen vitaliteit, fitheid).

Studenten vanaf cohort 2016 hebben te maken met nog twee toevoegingen. Het gaat om een passage waarin het belang van kritische denkvaardigheden wordt benadrukt, namelijk het op waarde kunnen schatten van informatie(bronnen), het perspectief van een ander kunnen innemen, en kunnen reflecteren op je eigen denken. Daarnaast is het thema mensenrechten toegevoegd aan de politiek-juridische dimensie. Beide zijn het gevolg van onderzoeken, die aantoonden dat de aandacht voor kritische denkvaardigheden (Petit & Verheijen, 2015) en mensenrechten (College voor de Rechten van de Mens, 2016) in het mbo-onderwijs niet overal structureel waren ingebed.

Verplichting voor school en student

Voor burgerschapsonderwijs hebben de mbo-scholen een resultaatverplichting, voor de studenten geldt een inspanningsverplichting. De mbo-school legt in de OER (Onderwijs- en Examenregeling) of een verantwoordingsdocument vast aan welke inspanning de student moet voldoen om voor het diploma in aanmerking te komen. De examencommissie beoordeelt vervolgens of de student aan de gestelde criteria heeft voldaan. Dat hoeft niet te gebeuren in de vorm van een examen. Ook kan een mbo-school voor verschillende doelgroepen verschillende inspanningsverplichtingen formuleren. Zo kunnen de inspanningsverplichtingen voor bbl’ers afwijken van die van bol’ers. Uit de BurgerschapLabs blijkt dat de vrijheid om invulling te geven aan de verplichting enerzijds mogelijkheden biedt. Mogelijkheden om de inrichting van het burgerschapsonderwijs bijvoorbeeld aan te sluiten op de visie van de school. Anderzijds werkt de vrijheid (grote) verschillen in de hand doordat niet elke instelling de mogelijkheden benut, een instelling kan de ruimte nemen om zich er makkelijk van af te maken (ecbo, 2019).

Burgerschapsonderwijs in de praktijk

De wijze waarop mbo-instellingen invulling geven aan het burgerschapsonderwijs is divers en sluit aan bij de eigen pedagogische of confessionele uitgangspunten. Uit onderzoek (Elfering, Den Boer & Tholen, 2016a) blijkt dat de visie van mbo-instellingen veelal gericht is op de persoonlijke ontwikkeling van de student en vaak elementen bevat als het actief deelnemen aan de samenleving, het dragen van verantwoordelijkheid en het ontwikkelen van eigen talenten, idealen, normen en waarden.

Er zijn verschillende manieren waarop burgerschapsonderwijs vorm krijgt: in een aparte leerlijn als vak op het rooster, in projecten of themaweken, of geïntegreerd in beroepsactiviteiten. Docenten laten de lesinhoud ook wel afhangen van de ontwikkelingsbehoefte van de studenten, van het opleidingsniveau, kenmerken van de omgeving en van de actualiteit (College voor de Rechten van de Mens, 2016; Elfering e.a., 2016a; Inspectie, 2016b).

Tijdens de BurgerschapLabs gaven studenten aan dat zij graag zouden zien dat het burgerschapsonderwijs meer plaatsvindt buiten de school dan in een lokaal (ecbo, 2019). De labs hebben concrete voorstellen opgeleverd die erop gericht zijn het onderwijs meer naar buiten toe brengen. Deze voorstellen motiveren en faciliteren zowel studenten als docenten in invulling geven aan burgerschapsonderwijs in het mbo.

De kwaliteit van burgerschapsonderwijs

De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de onderwijs- en examenkwaliteit, zo ook op de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs in het mbo. En constateert daarbij (Inspectie, 2016a; 2017) dat:

  • scholen voldoen aan de wettelijke taak;
  • er verschillen zijn tussen de mbo-scholen voor wat betreft de intensiteit van burgerschapsonderwijs;
  • de invulling vaak docent-afhankelijk is;
  • de aanpak vaak niet planmatig is, en dat samenhang tussen activiteiten vaak ontbreekt.

Wat nu eigenlijk ‘goed burgerschapsonderwijs’ is, blijft ondertussen in het midden. Zo is er binnen én buiten de onderwijsinstellingen geen consensus over de verhouding tussen een beroepsgerichte of beroepsonafhankelijke invulling en de mate waarin burgerschap (ook) gericht dient te zijn op gewenst gedrag (Elfering et al., 2016a). Er is zelfs geen consensus over welke waarden we als Nederlanders onbetwistbaar met elkaar delen (Dekker & Ridder, 2016). Dat maakt gericht onderwijs lastig. Burgerschapsonderwijs behoort tot de socialiserende kant van het onderwijs. Dat bemoeilijkt een kwaliteitsmeting. Want daar kun je op uiteenlopende manieren naar kijken (Dijkstra, 2015). In lijn hiermee adviseert de Onderwijsraad een brede kijk op de kwaliteit van het onderwijs, waarbij niet alleen wordt gekeken naar meetbare opbrengsten (Onderwijsraad, 2016). De bredere opvatting van kwaliteit zou alle domeinen moeten omvatten waarop het onderwijs zich richt: kwalificatie, socialisatie, en persoonsvorming.

Burgerschapsagenda 2017–2021

Sinds kort zetten mbo-scholen in op versterking van het burgerschapsonderwijs via een Burgerschapsagenda (MBO Raad, 2017). De doelen in deze agenda zijn gericht op:

  • formuleren van gemeenschappelijke uitgangspunten;
  • stimuleren van doorlopende leerlijnen (vo-mbo);
  • ondersteuning bij curriculumontwikkeling;
  • kwaliteitsborging;
  • professionalisering;
  • samenwerking met externe partijen.

De uitvoering van de Burgerschapsagenda blijkt bijvoorbeeld uit de BurgerschapLabs (ECBO, 2019). De voorstellen die daaruit zijn voortgekomen, worden benut bij de verdere uitvoering van de Burgerschapsagenda en het beleid voor stimulerend burgerschapsonderwijs.

Vaardigheidsniveau van jongeren

Welke burgerschapsvaardigheden hebben jongeren eigenlijk nodig om zich staande te houden in onze maatschappij? Het gaat dan bijvoorbeeld om maatschappelijk en democratisch handelen en de omgang met verschillen en conflict. Ook 21ste-eeuwse vaardigheden als kritische denkvaardigheden, digitale vaardigheden en interpersoonlijke vaardigheden kunnen bijdragen aan een goede positie in de maatschappij (Christoffels & Baay, 2016). Dat geldt ook voor waarden uit het Bildung-denken, zoals rechtvaardigheid en solidariteit (Baay & Hofland, 2017). Vanwege het belang van kritische denkvaardigheden is een handreiking voor het mbo ontwikkeld. Deze doet aanbevelingen en geeft praktijkvoorbeelden hoe kritische denkvaardigheden in het onderwijs gestimuleerd kunnen worden (Baay, De Groot, Hofland, & Romme, 2016).

Nog wat anders is wat jongeren aan burgerschapscompetenties in huis hebben. In verschillende onderzoeken is daarnaar gekeken. Zo is bekend uit de International Citizenship and Civic Education Study (ICCS) dat Nederlandse studenten relatief weinig politieke en maatschappelijke betrokkenheid tonen, bijvoorbeeld via lidmaatschap van een mensenrechtenorganisatie of een (jeugdonderdeel van een) politieke partij (Maslowski, Naayer, Isac, Oonk, & Van der Werf, 2010; Schulz, Ainley, Fraillon, Kerr, & Losito, 2010). Over het kennisniveau op het vlak van burgerschap is minder bekend. Onder leerlingen van basis- en middelbaar onderwijs is het laag, zo is uit onderzoek gebleken (Onderwijsraad, 2012). Over het niveau van mbo-studenten weten we weinig tot niets. Opvallend is dat de voorstellen die de BurgerschapLabs opgeleverd hebben met name gaan over ‘hoe’ en weinig over ‘wat’ er tijdens burgerschap aan de orde zou moeten komen. Wel klinkt in zeven voorstellen het advies de inhoud goed te laten aansluiten bij de leefwereld van de studenten en in te zetten op studentbetrokkenheid. Om via studentbetrokkenheid betere leerresultaten  te bewerkstelligen (Fredricks, Blumenfeld, & Paris, 2004), is het van belang de leeromgeving zo in te richten dat deze tegemoet komt aan de behoefte aan positieve relaties, het ervaren van competentie en een bepaalde mate van autonomie (Van Uden, 2014). Deze zeven voorstellen dragen daar aan bij.

Competenties van docenten

Burgerschapsonderwijs wordt in het mbo meestal verzorgd door een docent die naast burgerschap andere (generieke) vakken geeft (Elfering et al., 2016a). Het mbo kent geen vakspecifieke bevoegdheidseisen, zoals in het vo (zie bijvoorbeeld Van der Boom, 2017; Min OCW, 2016). Het is aan het bevoegd gezag van een onderwijsinstelling om de vakinhoudelijke bekwaamheid van een docent te beoordelen. Welke competenties heb je dan als docent nodig om geschikt te zijn voor burgerschapsonderwijs? diverse onderzoeken laten zien dat je het niet zomaar geeft en dat je er niet vanzelf bekwaam voor bent (Elfering et al., 2016a; De Graaf, Pattipilohy, Heidweiller, & Den Otter, 2016; Onderwijsraad, 2012). Daarnaast vroegen docenten zelf tijdens de BurgerschapLabs aandacht voor de bekwaamheid van de docenten. In de Eindrapportage MBO BurgerschapLabs (ECBO, 2019) zijn drie voorstellen terug te lezen die bijdragen aan de bekwaamheid van docenten.

Tijdens burgerschapsvorming komen onderwerpen aan bod die maatschappelijk lastig zijn – zoals discriminatie, racisme, seksuele diversiteit en vrijheid van meningsuiting – en polariserend gedrag kunnen oproepen bij studenten. Docenten geven aan moeite te hebben met het behandelen van deze onderwerpen in de klas (Sijbers, Elfering, Lubbers, Scheepers, & Wolbers, 2015; Kleijwegt, 2016). Essentieel is in elk geval om te zorgen voor een sociaal veilige omgeving en om zelf vooraf voldoende kennis te hebben van te behandelen onderwerpen. Van belang zijn verder coachende vaardigheden, inlevingsvermogen en kennis van groepsdynamica (Sijbers et al., 2015; Elfering et al., 2016a; Elfering, Leest, & Rossen, 2016b).

Volgens de Onderwijsraad (2012) zijn ook het hebben van een democratische gezindheid en een sterk ontwikkelde eigen identiteit belangrijk. Een andere manier om docentvaardigheden voor burgerschapsvorming in te delen, is het innemen van een voorbeeldfunctie, het kunnen aanbieden van werkvormen die prikkelen tot burgerschapsontwikkeling en het geven van feedback op het ontwikkelproces (Baay, Klaeijsen, & Groot, 2016).

Tot slot

Bij de hernieuwde aandacht voor de socialiserende functie van het onderwijs, voor persoonsvorming, Bildung en burgerschap, hoort ook de roep naar de terugkeer van pedagogiek in de school. Mbo-instellingen zijn relatief vrij in de invulling van dit onderwijsdeel en zullen met de Burgerschapsagenda 2017-2021 uitgedaagd worden een visie te formuleren en die visie ook te implementeren.

Enkele deskundigen

  • Chris Holman, practor Burgerschap van ROC Noorderpoort
  • Laurence Guérin, practor Burgerschap bij ROC van Twente en lector Wereldburgerschap aan de Haagse Hogeschool

Bronnen

[/vc_column_text]
[/vc_column][/vc_row]
Back To Top