
- van vmbo naar het mbo;
- van vmbo naar het havo;
- tussen de mbo-niveaus;
- van het mbo naar het hbo.
Inhoudsopgave
Van het vmbo naar het mbo
Leerwegen en profielen in het vmbo
Na het tweede leerjaar kiezen vmbo-leerlingen een leerweg en een profiel waarin ze in het derde en vierde leerjaar verder leren en hun diploma halen. Het vmbo kent vier leerwegen:
- de basisberoepsgerichte leerweg
- de kaderberoepsgerichte leerweg
- de gemengde leerweg en
- de theoretische leerweg
- Economie en ondernemen
- Horeca, bakkerij en recreatie
- Groen
- Zorg & welzijn
- Maritiem & techniek
- Bouwen, wonen & interieur
- Produceren, installeren & energie
- Mobiliteit & transport
- Media, vormgeving & ICT
- Dienstverlening & producten
Doorstroom naar het mbo
De leerweg bepaalt naar welk niveau in het mbo een leerling mag doorstromen. Een diploma van de basisberoepsgerichte leerweg geeft toegang tot opleidingen op niveau 2 en een diploma van de kaderberoepsgerichte leerweg tot mbo-opleidingen op niveau 3 en 4. Ook diploma’s van de gemengde en theoretische leerweg geven toegang tot deze niveaus én tot de havo.
Ook is het belangrijk of vmbo- en de mbo-opleidingen inhoudelijk verwant zijn; er kunnen aanvullende eisen worden gesteld als de vervolgopleiding in het mbo niet verwant is aan de vmbo-opleiding.
De meeste vmbo-leerlingen gaan naar het mbo. Meer dan 90% van de gediplomeerde leerlingen uit de basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte en gemengde leerweg – alleen gediplomeerden mogen naar mbo-opleidingen op niveau 2, 3 en 4 – stroomt door naar het mbo. Maar nog steeds zijn er ook vmbo-leerlingen die het onderwijs verlaten; ze gaan vaak (tijdelijk) de arbeidsmarkt op. De havo-doorstroom uit de gemengde en theoretische leerweg is niet alleen bescheiden, deze neemt ook af.
Van/naar |
Mbo |
Havo/vavo |
Vso/pro |
Niet in onderwijs |
Overige |
Aantal leerlingen |
|
Basisberoepsgericht |
07/08 |
93,3 |
0,0 |
0,1 |
6,6 |
0,0 |
24.076 |
15/16 |
96,2 |
0,0 |
0,0 |
3,7 |
0,1 |
19.352 |
|
Kadergericht |
07/08 |
96,1 |
0,1 |
0,0 |
3,8 |
0,0 |
27.082 |
15/16 |
97,7 |
0,1 |
0,0 |
2,1 |
0,1 |
27.666 |
|
Gemengd |
07/08 |
91,8 |
5,6 |
0,0 |
2,6 |
0,0 |
6.171 |
15/16 |
95,1 |
3,8 |
0,0 |
1,0 |
0,0 |
6.435 |
|
Theoretisch |
07/08 |
75,1 |
21,4 |
0,1 |
3,3 |
0,1 |
41.749 |
15/16 |
81,4 |
17,2 |
0,0 |
1,4 |
0,0 |
47.614 |



Experimenteren met het versoepelen van de overgang van het vmbo naar het mbo
Van vmbo naar havo
Niet voor iedereen weggelegd?
Leerlingen uit het vmbo kunnen in plaats van naar het mbo ook naar het havo overstappen. Tenminste, als ze een diploma van de gemengde en theoretische leerweg in het vmbo hebben gehaald. We hebben gezien dat minder leerlingen van deze route gebruikmaken. Was de havo-doorstroom uit de gemengde leerweg sowieso al klein, in 2007/2008 ging 5,6% van de leerlingen uit deze leerweg naar het havo, in 2015/2016 is dat aandeel gedaald tot 3,8%. Ook onder leerlingen uit de theoretische leerweg daalt de belangstelling voor deze optie. In 2007/2008 ging meer dan een vijfde van hen naar het havo (21,4%), in 2015/2016 is dat aandeel gedaald tot 17,2%.
Een redelijk succes-ratio
Doorstromende vmbo’ers beginnen standaard in het vierde leerjaar van het havo. Hoe doen ze het daar? Van de leerlingen die in 2009 in het derde leerjaar van het vmbo (gl/tl) begonnen, heeft in 2016 bijna 75% (74,6) het havodiploma gehaald, en 2,2% het vwo-diploma. De rest (23,2%) is gestopt. Leerlingen die stoppen gaan doorgaans naar het mbo. Vergeleken met leerlingen die al in het havo zaten, halen stapelaars minder vaak het havodiploma. Van de directe instromers haalt ruim 80% een havodiploma (zie Onderwijs in cijfers).
Het aantal vmbo’ers dat een havo- of vwo-diploma haalt, stijgt licht; in het cohort dat in 2007 in hun derde vmbo-jaar zat, was dat respectievelijk 74,5 en 1,4% (zie Doorstroomatlas vmbo).
Aanvullende eisen van het havo?
Is het vmbo-diploma voldoende om toegelaten te worden tot havo-4? Of mogen havo’s aanvullende eisen stellen? In het verleden was dat gebruikelijk. In 2009 constateren Van Esch en Neuvel dat 9 van de 10 havo’s aanvullende eisen stellen (Van Esch & Neuvel, 2009). Dat kan een positief advies zijn van de vmbo-school, een goede werkhouding en motivatie en/of een bepaald gemiddeld cijfer op een cijferlijst. Omdat havo’s verschillende eisen stelden en met de toelatingseisen verschillend omgingen, stelde de VO-raad in 2011 voor dat alle havo-scholen dezelfde toelatingscode hanteren. In ieder geval – als proef – tot 2016. De toelatingscode stelt dat havo’s terughoudend zijn in het gebruik van toelatingscriteria. Ook zou het advies van de vmbo-school te allen tijde in het oordeel betrokken moeten worden. En als havo’s een gemiddeld eindexamencijfer willen hanteren, dan is dat maximaal 6,8.
Doorstroom in het mbo
Met zijn vier niveaus lokt het mbo als het ware doorstroom uit. Doorleren voor een diploma op een hoger niveau: een substantiële groep studenten doet dat. Vooral leerlingen die in het mbo op niveau 1 en 2 zijn begonnen. Zo stromen ruim 4 op de 10 studenten met een mbo-diploma op niveau 1 door naar niveau 2 of hoger en van de studenten die op niveau 2 zijn begonnen, stroomt rond de 45% door naar niveau 3 of 4. Dat aandeel is de afgelopen jaren ongeveer gelijk gebleven. Dat geldt niet voor de slaagkans: van de doorstromers haalt nu 58% op dat hogere niveau een diploma tegenover 46% een paar jaar eerder.
Redenen om door te leren
Helaas is er alleen ouder onderzoek dat licht werpt op de doorstroommotieven van studenten die na niveau 2 verder willen leren. Op de vraag waarom zij ervoor kozen hun mbo-opleiding op een hoger niveau te vervolgen, geven ze als belangrijke reden dat ze de opleiding op een hoger niveau nodig hebben voor de uitoefening van een bepaald beroep. Dat argument wordt vooral in de sector Zorg & welzijn gebruikt. Een andere reden is dat een diploma op een hoger niveau meer kans op werk geeft, of op een hoger salaris. Ook komt het voor dat studenten verder leren om de overstap naar de arbeidsmarkt nog even uit te stellen. De meeste mbo’ers weten al voor de start van hun mbo 2-opleiding dat ze willen doorleren (Visser & Van Wijk, 2011).
Drie doorstroommodellen
In de praktijk worden drie doorstroommodellen gehanteerd, vooral in de doorstroom van niveau 2 naar niveau 3. In deze modellen herkennen we de motieven van de studenten. Opleidingen op de verschillende niveaus sluiten niet per definitie op elkaar aan. Op elk niveau komen ‘unieke’ opleidingen voor, in de zin dat alleen op dat niveau een specifieke relatie tussen een opleiding en een beroep bestaat. Ook komt het voor dat studenten in de overstap van het ene naar het andere niveau een andere richting uitgaat. Afhankelijk van de afstand ligt het voor de hand dat ze met meer of minder vrijstellingen op het hogere niveau de volledige opleiding moeten volgen:
- Het kopmodel. Opleidingen op niveau 2 en 3 hangen inhoudelijk samen omdat het bijvoorbeeld in een sector gebruikelijk is dat de opleiding op niveau 3 als kopstudie op de opleiding op niveau 2 wordt gevolgd. Studenten beginnen op niveau 2 om de opleiding op niveau 3 te kunnen volgen.
- Het inschuifmodel. Opleidingen op de verschillende niveaus kunnen direct na het vmbo worden gevolgd, maar zijn zo georganiseerd dat het mogelijk is dat iemand na het halen van het mbo 2-diploma in het tweede leerjaar van niveau 3 kan instappen.
- Het start-opnieuwmodel. Anders dan in het inschuifmodel beginnen mbo’ers met bijvoorbeeld een niveau 2-diploma niet in het tweede, maar in het eerste leerjaar van mbo 3.
De begeleiding kan beter
Met name op niveau 2, aldus Visser & Van Wijk, kijken onderwijsteams naar de aansluiting en afstemming. Eenmaal op niveau 3 moeten studenten het vaak zonder extra zorg en begeleiding doen. Uit het feit dat het diplomarendement van de doorstromers is gestegen, kunnen we wellicht afleiden dat deze begeleiding – ook op niveau 3 – inmiddels is verbeterd.
Sneller een baan op niveau
Met een hoger opleidingsniveau worden de kansen op de arbeidsmarkt beter. Dat is de aanname en het blijkt ook zo uit te pakken. Hoe hoger het mbo-niveau, des te eerder een afgestudeerde een baan vindt. Ook stijgt met het opleidingsniveau het salaris, blijkt uit het onderzoek van het ROA (2017) over de positie van schoolverlaters op de arbeidsmarkt.
Van het mbo naar het hbo
De herkomst van hbo-studenten
Leerlingen met een havo-diploma gaan bijna allemaal (93%) naar het hbo. Na een dip, als reactie op de invoering van het studievoorschot, neemt de hbo-instroom sinds 2016-2017 weer toe, in alle opleidingstypen (bachelor, master en Associate degree).
Instroomrecht
Studenten met een mbo 4-diploma hebben recht om in te stromen in zowel hbo-bachelor als de Associate degree-opleidingen. Voor sommige hbo-opleidingen gelden aanvullende eisen wat betreft de vooropleiding. De mbo-student met een diploma uit het ene opleidingendomein heeft dus niet automatisch recht op toelating tot opleidingen in een ander domein. Daarnaast gelden voor de pabo specifieke toelatingseisen. En in sommige hbo-opleidingen krijgen studenten te maken met een numerus fixus. Dit betekent dat scholen een beperkt aantal opleidingsplaatsen aanbieden.
Uitval van mbo-studenten op het hbp
Studenten met een mbo 4-diploma hebben recht om in te stromen in zowel hbo-bachelor als de Associate degree-opleidingen. Voor sommige hbo-opleidingen gelden aanvullende eisen wat betreft de vooropleiding. De mbo-student met een diploma uit het ene opleidingendomein heeft dus Dat de overstap vooral voor studenten uit het mbo lastig is blijkt uit de uitvalcijfers na het eerst jaar. Van het cohort dat in 2014 naar het hbo ging stopte van de havisten 12,1% na één jaar en van de mbo’ers 22,4%. Van degenen die op het hbo blijven halen de vmbo-leerlingen even vaak hun propedeuse en bachelor als leerlingen die zonder stapelen een havodiploma hebben gehaald (Vereniging Hogescholen, 2016; zie ook Onderwijs in cijfers).
Enkele deskundigen
Bronnen
- Brekelmans, J., Beliaeva, T., Fleur, E., Schaacke, J., Schipperheyn, R., & Westerhuis, A. (2017). Wat zijn de effecten van een veranderende instroom op studieprestaties? Onderzoek naar de veranderende instroom in mbo-niveau 2. ‘s-Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.
- Imandt, M., Van den Berg, E., Mulder, J., Verbeek, F., Petit, R., & Meng, C. (2015). Klaar voor de groei? Monitor uitrol Associate degree, Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek.
- Imandt, M., Van den Berg, E., & Mulder, J. (2016). Teleurstellend én opbeurend. De Associate degree op een nieuw kruispunt. Th&Ma Hoger Onderwijs, 2.
- Inspectie (2015). De staat van het Onderwijs: Onderwijsverslag 2013/2014. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
- Inspectie (2017). De Staat van het Onderwijs: Onderwijsverslag 2015/2016 . Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
- Min. OCW (2011). Actieplan mbo Focus op vakmanschap 2011-2015. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
- Min. OCW (2012). Doorstroomatlas vmbo. De onderwijsloopbanen van vmbo’ers in kaart gebracht. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
- Min. OCW (2012a). Resultaten vm2 en vervolgexperimenten. Brief 6 juli 2012.
- Min. OCW (2014). Factsheet: Stapelen in het voortgezet onderwijs. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
- Min. OCW (2015). Kamerbrief over verstevigen rol Associate degree. Brief 16 juli 2015.
- Mulder, J., Westerhuis. A., & Imandt, M. (2016). Samenwerking mbo-hbo bij het opzetten van Associate degrees; een beproefd recept voor succes? ’s-Hertogenbosch/Amsterdam: Expertisecentrum Beroepsonderwijs/SEO Economisch Onderzoek.
- Neuvel, J., Van Esch, W., & Westerhuis, A. (2011), Eindcijfers vmbo en studiesucces op het havo. ‘s-Hertogenbosch/Utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.
- Neuvel, J., & Van Esch, W. (2011), Opleidingsniveau en beroepsrichting in de doorstroom van vmbo naar mbo.
- ROA (2012). Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2011. Maastricht University/School of Business and Economics: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt.
- Van Esch, W., & Neuvel, J. (2009). Een stukje van de Nederlandse droom. Doorstroom van vmbo naar havo. ‘s-Hertogenbosch/Utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.
- Van Esch, W., & Neuvel, J. (2010). Van vmbo naar havo. Tweestrijd over tweesprong? ‘s-Hertogenbosch/Utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.
- Van Schoonhoven, R., Bouwmans, M., & Heijnens, D., m.m.v. Keijzer, M. (2012). VM2-experimenten in perspectief. Tussenrapportage schooljaar 2011-2012. ’s-Hertogenbosch/Utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.
- Van Schoonhoven, R., & Bouwmans, M. Vijf jaar VM2 Samenvatting van de uitkomsten van de VM2-monitor 2008-2012. ’s-Hertogenbosch/Utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.
- Van den Dungen, S., Buisman, M., Van Esch, W., & Meng, C. (2012) Verschillende wegen, gelijke bestemming. De arbeidsmarktpositie van hbo’ers met mbo of havo als voortraject. Utrecht/’s-Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.
- Van der Linden, J., Klein, T., & Buynsters, M. (2015). Monitor toelatingsbeleid vmbo-havo: Tweede meting 2014-2015. Utrecht: Oberon.
- Visser, K. & Van Wijk, B. (2011), Een schepje er bovenop: van mbo 2 naar mbo 3. ’s-Hertogenbosch/Utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.