Skip to content
    Geplaatst: Auteur:Régina Petit, onderzoeker bij het Kohnstamm Instituut Update:februari 2020

Mbo’ers nemen zelfstandig beslissingen, hun leven speelt zich in toenemende mate af buiten het gezichtsveld van ouders af. Welke rol is er eigenlijk nog weggelegd voor die ouders? De laatste jaren begint het denken over ‘ouderbetrokkenheid’ in het mbo voorzichtig te kantelen. Want die betrokkenheid, vooral thuis, blijkt toch belangrijker dan lange tijd gedacht.

Ouders weinig in beeld in het mbo

Ouderbetrokkenheid – dat is iets voor het basisonderwijs, misschien nog het voortgezet onderwijs, maar toch niet meer voor het mbo? Het gaat tenslotte om (bijna) volwassen mensen. Deze lijn van denken was lange tijd dominant in het mbo. En het kwam nog wel goed uit ook. Want onderwijsinstellingen ervaren het contact met ouders als arbeidsintensief. En het effect ervan is niet zo direct zichtbaar.
Ouders dringen ook niet erg aan op intensieve contacten met de school. Veel van hen realiseren zich niet dat zij nog een rol kunnen hebben als hun (bijna) volwassen kind eenmaal op het mbo zit (Derriks & Vergeer, 2010). Vaak ook ligt de school buiten de eigen woonwijk en is de drempel om contact te hebben met de school hoger dan in het primair en voortgezet onderwijs. En de jongeren zelf? Die houden hun ouders vaak liever op enige afstand van de school naarmate zij ouder worden (Van Esch, Petit, & Smit, 2011a; Smit, Wester, Craene, & Schut, 2011).

Het belang van ouderbetrokkenheid

Toch is het niet verstandig om ouders buiten beschouwing te laten. Steeds duidelijker wordt dat ouderbetrokkenheid wel degelijk van belang is en meer aandacht verdient in het mbo. De meeste studies laten positieve effecten zien (Bakker, Denessen, Dennissen, & Oolbekkink-Marchand, 2013). Het kan bijdragen aan schoolprestaties, motivatie, een positief zelfbeeld of voorkomen dat jongeren spijbelen of voortijdig de school verlaten. Ook spelen ouders vaak een cruciale rol in loopbaankeuzeprocessen (Kuijpers, Strijk, Lusse, & Van Schie, 2017; Lusse & Diender, 2014).
De positieve effecten gelden vooral voor de betrokkenheid van ouders thuis. Dat wil zeggen: mits op passende wijze vormgegeven. Naarmate leerlingen ouder worden, lijken zij meer baat te hebben bij vertrouwen en steun van ouders dan bij concrete hulp. Studenten zijn positief over het uitnodigen van ouders op school, als dit geldt voor álle ouders en zij geen uitzondering zijn (Lusse, 2013). Boonk (in Stimuleringsproject LOB, 2014) merkt op dat de rol die ouders kunnen vervullen ook afhangt van de student en de persoonlijke situatie, zoals de relatie tussen ouders en kind. Deze relatie beïnvloeden is een behoorlijke uitdaging voor scholen. Immers, de een heeft baat bij sterke sturing terwijl de ander vrijheid nodig heeft. Het is dus maatwerk.

Als de vorm van ouderbetrokkenheid niet passend is, dan kan dit negatief uitpakken. Verschillende studies wijzen in die richting. Zo kunnen een te grote druk van ouders en overmatige controle (controleren van huiswerk bijvoorbeeld) gemakkelijk averechts werken (Jeynes, 2007; Hill & Tyson, 2009). Het is van belang dat de student regie heeft over eigen ontwikkeling en keuzes voor de toekomst. Zeker in het mbo is het ondenkbaar dat er contact is tussen school en ouders zonder dat de student daar op zijn minst van af weet of bij aanwezig is (Lusse & Diender, 2014).

Ouders en loopbaankeuzes

Bekend is dat jongeren tegenwoordig veel moeite hebben met de studie- en beroepskeuze. Een verkeerde keuze behoort al jaren tot een van de belangrijkste redenen voor voortijdig schoolverlaten. Jongeren denken vaak nog niet zo na over de toekomst op de langere termijn en hebben meer begeleiding nodig dan ze krijgen (Strijk & Diender, 2016). Ouders kunnen wat dit betreft een belangrijke rol vervullen. Zij blijken zelfs de belangrijkste beïnvloeders en gesprekspartners bij de studie- en beroepskeuze (Oomen, 2010), maar zij zijn zich daar vaak niet van bewust (Strijk & Diender, 2016). Onderzoek van Hill en Tyson (2009) laat zien dat er een verband is tussen de betrokkenheid van ouders van jongeren in de mbo-leeftijd en schoolprestaties. Bepalend daarbij is de aard van deze betrokkenheid. In het basis- en voortgezet onderwijs is van belang dat school samenwerkt met ouders rond het opvoeden, leren en de loopbaankeuzes van leerlingen. Dat vereist contact tussen school en ouders en betrokkenheid van ouders thuis (Lusse, 2013; 2019). In vervolgopleidingen gaat het primair om de rol van ouders als gesprekspartner bij belangrijke keuzes voor de toekomst, zoals de studie- en beroepskeuze, kansen op de arbeidsmarkt en adequate leerstrategieën. De interactie met ouders, maar ook met andere gezinsleden heeft een krachtige invloed op de identiteitsvorming, waaronder de beroepsidentiteit’ (Oomen, 2010).

Onderzoek van Perna en Titus (2005) laat zien dat de frequentie waarmee ouders met hun kind discussiëren over schoolzaken positief samenhangt met verder studeren na de opleiding. Volgens Hill en Tyson is investeren in dit type betrokkenheid (academic socialization) bij adolescenten effectiever dan investeren in de relatie met de school of in het controleren of ondersteunen bij huiswerk. Zij wijzen er wel op dat dergelijke betrokkenheid bepaalde eisen stelt aan ouders en dat gezocht moet worden naar wegen om hen daarbij te helpen. Ouders zullen in staat moeten zijn hun kinderen te stimuleren, te wijzen op het belang van hun opleiding voor de toekomst en hen te ondersteunen.

Grote verschillen tussen ouders

Is dit alles haalbaar voor ouders? Middelbaar en hoger opgeleide ouders voelen zich doorgaans tamelijk betrokken bij de opleiding en lijken redelijk goed in staat te zijn hun kind te helpen bij de opleiding en studie- en beroepskeuze (Groeneveld & Van Steensel, 2009). Vooral ouders die weinig zicht hebben op de onderwijs- en arbeidsmarkt, voelen zich onvoldoende toegerust om deze begeleidende rol te vervullen. Onderzoek naar het sociaal kapitaal van mbo’ers bevestigt dit beeld. Een aanzienlijk deel van de jongeren ervaart weinig of geen hulp van ouders of anderen in hun omgeving bij het maken van hun beroepskeuze (Van Esch, Petit, Neuvel, & Karsten, 2011b).

Doordat laagopgeleide ouders een hoge drempel ervaren naar school (Green, Walker, Hoover, Dempsey, & Sander, 2007), komt contact met deze groep ouders vaak moeizaam tot stand en is de opkomst op ouderavonden gering (Van Esch et al., 2011a; Van der Molen, 2009).Van ouders die bij de school niet in beeld zijn, wordt nogal eens gedacht dat zij onverschillig zijn en niet betrokken. Dit is echter maar zeer de vraag. De invloed van ouders is subtiel, complex en vaak impliciet en daardoor moeilijk vast te stellen (Oomen, 2010). Wat we wel weten is dat de meeste ouders grote waarde hechten aan de opleiding van hun kind. Dit geldt ook voor laagopgeleide ouders (Van Esch et al., 2011b; Bakker et al., 2013; Desforges & Abouchaar, 2003; Strijk & Diender, 2016; Bakker, Denessen, & Brus-Laven, 2007; Lusse, 2019). Opvallend hierbij is dat ouders van niet-westerse origine, die gemiddeld genomen veel lager zijn opgeleid, juist méér waarde hieraan hechten (Van Esch et al., 2011b). Mogelijk zijn zij zich meer bewust van het gemis van een opleiding en wensen zij dat hun zoon of dochter een betere toekomst tegemoet gaat dan zijzelf.

Tekortschietende informatie

Er zijn dan ook vaak andere redenen dan onverschilligheid voor weinig contact met de opleiding (Van Esch et al., 2011b; Ozkaya & Veldhuis, 2008; Mijs, 2008). Zo ontbreekt het ouders van leerlingen in het vmbo en mbo veelal aan basale informatie over de opleiding van hun kind (Van Esch et al., 2011a; Ozkaya & Veldhuis, 2008). Kennis over het onderwijssysteem en de arbeidsmarkt is complex, zeker voor ouders die zelf laagopgeleid zijn, opgeleid in een ander land of kampen met taalproblemen.

De mogelijkheden van ouders om de schoolcarrière van hun kind te volgen en positief te beïnvloeden, zijn voor een groot deel klassebepaald (Mijs, 2008). Maar ook voor hoogopgeleide ouders is het beroepsonderwijs en de vele beroepen op de arbeidsmarkt complex. Ouders vinden dat zij weinig betrokken worden bij loopbaankeuzes van hun kinderen en hebben behoefte aan informatie over schoolloopbaankeuzes (Lusse, 2013).

Beeldvorming als belemmering

Naast dit gebrek aan kennis, zijn er nog andere factoren die een adequate ouderbetrokkenheid in de weg staan. Een van de knelpunten die in literatuur naar voren komen, is dat ouders hun kinderen soms weinig ruimte geven om zelf een keuze te maken voor een vervolgopleiding of beroep. Bepaalde beroepen worden gezien als ‘niet voor ons soort mensen’ of als typische beroepen voor jongens of juist voor meisjes. Ook hebben beroepen soms een lage status in de ogen van ouders (Van der Gaag, 2003; Gottfredson, 2003). Dat geldt met name voor ouders van niet-westerse afkomst. Zij geven de voorkeur aan banen in bijvoorbeeld de economische richting. Beroepen in de zorg, techniek of agrarische sector hebben voor hen een lagere status. Ook al kloppen de beelden die zij erbij hebben vaak niet met de realiteit.

Ouders (of breder: de sociale omgeving) kunnen zo – bewust of onbewust – de keuzemogelijkheden van jongeren inperken. Er is dan wel betrokkenheid, maar van de verkeerde soort. Daar komt nog bij dat ouders soms hoge, en soms onrealistische verwachtingen hebben van de opleiding en toekomstperspectieven van hun kind. Dit geldt in het bijzonder voor ouders met weinig kennis van onderwijs en arbeidsmarkt.  De vraag hierbij is wel in hoeverre dit niet langzaamaan, met generatiewisselingen, verandert. Uit een recente studie blijkt dat ouders er zelf destijds last van hadden dat ouders hen dwongen een bepaald beroep te kiezen. Juist daarom zouden zij nu extra waarde hechten aan beroepskeuzevrijheid voor hun kinderen (Lusse, 2013).

Ouders hebben verder nogal eens een beeld over hun rol bij het onderwijs van hun kind, dat verschilt van verwachtingen van de school. Dat bemoeilijkt contacten. Datzelfde geldt voor opvattingen van docenten, die er soms een eenzijdig beeld van ‘de ideale ouder’ op nahouden (Bakker et al., 2013). Juist die contacten met school hebben ouders echter nodig om hun ondersteunende rol goed te kunnen vervullen.

Hoge drempel naar school

De drempel om op school te komen, ervaren ouders nogal eens als hoog (Lusse, 2013). Hierdoor komt de betrokkenheid voornamelijk tot uiting in de thuisomgeving (Green et al., 2007). Voor een deel mogen leraren zich dit aantrekken. Zij houden ouders vaak op afstand, terwijl die juist behoefte hebben aan contact met de school (Oostdam & Hooge, 2012). Verder kan communicatie tussen school en ouders moeizaam verlopen wanneer docenten zichzelf zien als ‘expert’ en kritisch zijn naar ouders die een andere mening zijn toegedaan dan zijzelf of die niet de soort ouderlijke ondersteuning bieden zoals het volgens hen hoort (Lasky, 2001). Deze ouders worden niet altijd serieus genomen en soms als lastig ervaren. Door verschillen in communicatie- en opvoedstijl tussen de veelal middenklasse leraren en ouders uit lagere sociale milieus, zijn deze ouders wat minder behendig in het aangaan van gesprekken met leraren (Lareau, 2003).

Wat de school kan doen om de rol van ouders te versterken

Wat kan de school doen om ouders meer te betrekken bij de keuze- en loopbaanbegeleiding van studenten? Verschillend onderzoek werpt daar enig licht op (Lusse, 2013; Lusse & Diender, 2014; Lusse, Kuijpers, Strijk, Diender, & Hermans, 2017; Strijk & Diender, 2016; Van Esch et al., 2011a; Bakker et al., 2013; Groeneveld & Steensel, 2009).

Allereerst is van belang dat ouders zich bewust zijn van het belang van hun rol bij schoolloopbaankeuzes. Dit kan aan de orde komen bij het intakegesprek, waarbij het raadzaam is ook ouders uit te nodigen.

In dit gesprek is van belang met drie partijen na te gaan of de opleiding goed aansluit bij de interesses en kwaliteiten van de student (Lusse & Diender, 2014). Zo zouden beroeps- en loopbaankeuzes vanaf het eerste contact onderwerp van gesprek moeten zijn tussen student, opleiding en ouders. In het mbo is het verstandig om aan het eind van het eerste halfjaar een voortgangsgesprek te hebben met elke student en diens ouders (of een andere betrokken volwassene). In dit gesprek staat centraal of de opleiding bevalt en of deze aansluit bij het beroepsbeeld en het niveau van de student (Lusse & Diender, 2014). Nu nodigen scholen ouders vaak pas uit als er problemen zijn, waardoor het contact een negatieve connotatie krijgt. Van belang is daarom de aandacht niet te veel te richten op slechte cijfers, gedrag en verzuim, maar juist ook op positieve kanten.

Verder kan de school ouders handvatten geven voor de begeleiding thuis, naast begrijpelijke informatie en concrete afspraken over wat ieder gaat doen om zich te oriënteren op loopbaankeuzes. Begeleiding thuis kan bijvoorbeeld gestimuleerd worden met thuisopdrachten, zodat de student thuis gesprekken voert over schoolloopbaankeuzes (Lusse, Kuijpers, Strijk, Diender, & Hermans, 2018; Petit, Brouwer, & Meijer, 2018).

Bovendien kunnen opleidingen ouderbijeenkomsten organiseren, waarin studenten hun ouders laten zien wat zij leren op de opleiding (Lusse & Diender, 2014). Bijkomend voordeel is dat ouders zo ook de gelegenheid krijgen om ervaringen uit te wisselen met andere ouders.

Tot slot is het van belang dat mentoren goed toegerust zijn voor hun taak in loopbaanbegeleiding in samenwerking met ouders. De handreiking Ouders en LOB(Lusse, Kuijpers, Strijk, Diender, & Hermans (2018) biedt scholen een overzicht van basale werkwijzen met voorbeeldmateriaal om ouders beter te betrekken bij schoolloopbaankeuzes. Werkwijzen die hierin zijn uitgewerkt zijn loopbaangerichte thuisopdrachten, voortgangsgesprekken en interactieve ouderbijeenkomsten. Mbo-opleidingen die willen nagaan welke stap zij kunnen zetten in het verbeteren van de samenwerking met ouders, kunnen bovendien de quickscan gebruiken.

Soms een brug te ver

Soms zal het thuisfront ‘niet thuis’ geven. De eerlijkheid gebiedt om deze kanttekening te maken. Er zijn aanwijzingen (Van Esch et al., 2011b) dat ruim een kwart van de mbo’ers thuis niet kan praten over de beroepskeuze. Omdat dit voor een deel van de ouders eenvoudigweg een brug te ver is. Ook uit ander onderzoek komt naar voren dat er ouders zijn voor wie betrokkenheid moeilijk of vrijwel onmogelijk is (Ozkaya & Veldhuis, 2008). Redenen zijn een lage opleiding, gebrekkige taalbeheersing of analfabetisme, geen beeld van wat de opleiding inhoudt, geen beeld van beroepen en mogelijkheden op de arbeidsmarkt, een beperkt sociaal netwerk, of sociale dan wel andere problematiek.

Natuurlijk, voorop staat dat de interesse van ouders in het kind en de wil om bij te dragen aan de studie- en beroepskeuze altijd belangrijk zijn. Maar er is méér nodig. Om een echt goede gesprekspartner te zijn voor zoiets complex als de beroepskeuze is enige kennis over het onderwijs en de arbeidsmarkt noodzakelijk. Of in elk geval de mogelijkheid om hier meer over te weten te komen en – samen met het kind – op onderzoek uit te gaan. Daarnaast vergt het inzicht in de capaciteiten van het eigen kind.

Alternatieven voor ouderbetrokkenheid

Als ouders niet voldoende in staat zijn om hun kind te begeleiden bij de schoolloopbaanontwikkeling, kunnen (aanvullend of vervangend) ook andere volwassenen worden uitgenodigd om deze rol te vervullen (denk aan volwassen broers of zussen, andere familieleden of vrienden). Vaak gebeurt dit al van nature. Zo kunnen bijvoorbeeld broers en zussen een begeleidende rol vervullen als ouders daar minder toe in staat zijn. Ook kan extra loopbaanbegeleiding op of via de school noodzakelijk zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan mentoringprojecten of  loopbaanbegeleiding door ouderejaarsleerlingen.

Over effectieve interventies bij het versterken van de rol van ouders bij loopbaankeuzes van hun kind is nog niet zoveel bekend. Onderzoek in de regio Utrecht laat zeer bescheiden positieve effecten zien (Petit et al., 2018) maar  uitgebreider onderzoek ernaar is gaande. Verder zijn er websites met praktische handreikingen voor scholen. Een rode draad is dat betrokkenheid van ouders meerwaarde creëert voor scholen, voor opleiders. Maar bovenal voor de leerling/student. Oók, of misschien wel juist, op het mbo.

zie ook: www.hr.nl/gereedschapskist

https://www.expertisepuntlob.nl/materialen/opdrachtenbank/ouders-en-loopbaankeuzes-organiseren-lob-1

Enkele deskundigen

  • Annette Diender, praktijkdeskundige en procesbegeleider
  • Annet Hermans, praktijkdeskundige en procesbegeleider
  • Mariëtte Lusse, Lector Ouders in Rotterdam-Zuid bij Kenniscentrum Talentontwikkeling aan de Hogeschool Rotterdam
  • Monique Strijk, promovenda bij Open Universiteit en Hogeschool Rotterdam

Bronnen

  • Bakker, J., Denessen, E., & Brus-Laeven, M. (2007). Socio-economic background, parental involvement and teacher perceptions of these in relation to pupil achievement. Educational Studies, 33 (2), 175- 190.
  • Bakker, J., Denessen, E., Dennissen, M., & Oolbekkink-Marchand, H. (2013). Leraren en ouderbetrokkenheid. Een reviewstudie naar de effectiviteit van ouderbetrokkenheid en de rol die leraren daarbij kunnen vervullen. Nijmegen: Radboud Universiteit – ILS.
  • Derriks, M., & Vergeer, M. (2010). Doorstroom in het ROC. Een kwestie van goed kiezen en doorzetten? Amsterdam: Kohnstamm Instituut.
  • Van Esch, W., Petit, R., & Smit, F. (2011a). Nabij op afstand. Ouders en het mbo. ’s-Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.
  • Van Esch, W., Petit, R., Neuvel, J., & Karsten, S. (2011b). Sociaal kapitaal in het mbo: slagboom of hefboom? Onderzoek onder mbo’ers en docenten. ’s-Hertogenbosch/Utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.
  • Fasang, A., Mangino, W., & Brückner, H.  Parental Social Capital and Educational Attainment. Working paper(2010). 2010-01. CIQLE: Yale University, New Haven Hofstra University, Long Island.
  • Green, C. L., Walker, J. M. T., Hoover-Dempsey, K. V., & Sandler, H. M. (2007). Parents’ motivations for involvement in children’s education: An empirical test of a theoretical model of parental involvement. Journal of Educational Psychology, 99, 532-544.
  • Groeneveld, M., & Steensel, K. (2009). Ouders@mbo, Landelijk onderzoek onder ouders van mbo-leerlingen. Hilversum: Hiteq/Aetios.
  • Hill, N., & Tyson, D. (2009). Parental Involvement in Middle School: A Meta-Analytic Assessment of the Strategies That Promote Achievement. Developmental Psychology American Psychological Association, 45 (3), 740–763.
  • Kuijpers, M., Strijk, M., Lusse, M., & Van Schie, L. (2017). Ouderbetrokkenheid bij Loopbaanontwikkeling  van vmbo-leerlingen. Den Haag: Ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
  • Lareau, A. (2003). Unequal childhoods: Class, race, and family life. Berkeley: University of California Press.
  • Lusse, M. (2013). Een kwestie van vertrouwen. Een ontwerpgericht onderzoek naar het verbeteren van het contact met ouders in het ‘grootstedelijk’ vmbo als bijdrage aan preventie van schooluitval. Proefschrift. Rotterdam: Erasmus Universiteit.
  • Lusse, M., & Diender, A. (2014). Samen werken aan schoolsucces. Bussum: Coutinho.
  • Lusse, M. (2019). School en thuis. Succesfactoren voor het verbinden van leefwerelden. Huizen: Pica.
  • Lusse, M., Kuijpers, M., Strijk, M., Diender, A., & Hermans, A. (2018). Handreiking Ouders en LOB voor het vmbo. Rotterdam: Hogeschool Rotterdam.
  • Mijs, J. (2008). Meritocracy or Plutocracy? Finding Explanations for the Educational Disadvantages of Moroccan Immigrants Living in the Netherlands. Amsterdam Social Science, 1 (1), 44-70.
  • Oomen, A. (2010). Ouders en de loopbaan van het kind. Utrecht: APS.
  • Ozkaya, M. & Veldhuis, J. (2008). Ouderbetrokkenheid in het Mbo. Amsterdam: Capabel.
  • Perna, L.W. & Titus, M.A. (2005). The Relationship between Parental Involvement as Social Capital and College Enrollment: An Examination of Racial/Ethnic Group Differences. The Journal of Higher Education, 76 (5)
  • Petit, R., Brouwer, P., & Meijer, J. (2018). Een goed gesprek over de toekomst. Ouderbetrokkenheid bij loopbaankeuzes op het vmbo en het mbo. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.
  • Smit, F., Wester, M., Craenen, O. & Schut, K. (2011). De visie van leraren, ouders en leerlingen op de kwaliteit van het onderwijs. Onderzoek naar kwaliteitsaspecten van het onderwijs onder leraren, ouders en leerlingen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen en OIG.
  • Strijk, M. & Diender, A. (2016). Ouderbetrokkenheid bij loopbaanoriëntatie. Eerste inzichten project ‘Leerling, ouders en school samen voor de loopbaan’. Rotterdam: Hogeschool Rotterdam.
  • Van der Molen, H. (2009). Meer Betrokken Ouders. Kwalitatief onderzoek naar ouderbetrokkenheid in relatie tot voortijdig schoolverlaten in het middelbaar beroepsonderwijs. Den Haag: OUDERS & COO.
Back To Top