Skip to content
    Geplaatst: Auteur:Barbara Wijering-van Wijk & Anneke Westerhuis, Expertisecentrum Beroepsonderwijs Update:maart 2020

Je kunt er leren voor autotechnicus, maar ook voor hippisch ondernemer, verkoopmedewerker, ict-beheerder of banketbakker. Van acteur tot zorghulp; het mbo kent duizend-en-één opleidingen, verdeeld over vier sectoren, twee leerwegen en vier niveaus. Hoe steekt het precies in elkaar? Een compacte rondgang door de vertrekken, gangen en verdiepingen van dit veelomvattende bouwwerk van het mbo: een ‘leerhuis’ voor ongeveer een half miljoen mbo-studenten.

Met de invoering van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) heeft het mbo in 1996 zijn huidige vorm gekregen. Door het samen voegen van veel naar niveau, leerweg en beroepsrichting variërende opleidingen kan in het mbo onderwijs op maat geven worden; op de wensen en mogelijkheden van uiteenlopende groepen studenten toegesneden. Roc’s, regionale opleidingencentra, zouden daarvoor moeten zorgen; alle keuzemogelijkheden in elke regio onder één dak verenigen. Maar hoewel roc’s het gezicht van het mbo bepalen met 90% van de mbo-studenten, zijn ze niet het enige schooltype in het mbo. Er zijn ook vakscholen, bijvoorbeeld in de grafische sector, de creatief-technische sector en de hout- en meubelbranche. En de ‘groene’ sector heeft eveneens een eigen schooltype met bijvoorbeeld opleidingen voor tuinarchitectuur, dierhouderij en de land- en tuinbouw; de agrarische opleidingscentra (aoc’s). Met de particuliere aanbieders van mbo-opleidingen is het beeld compleet. Ook particuliere instellingen als NCOI, mogen op voorwaarde van wettelijke erkenning, mbo-diploma’s uitgeven.

Al met al kent het mbo een zeer groot aantal opleidingen. Tot 2011 waren ze verdeeld over vier sectoren: Techniek, Economie & handel, Zorg & welzijn en Landbouw. Vanaf dat jaar kunnen studenten ook sectordoorsnijdende, zogenoemde cross-over opleidingen volgen. Dit zijn opleidingen op het snijvlak van twee of meer sectoren. Met cross-overs kan het mbo beter inspelen op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt die zich niet houden aan sectorale grenzen. Dat kan sinds 2016 ook met de invoering van keuzedelen. Met keuzedelen kan de student zich in zijn programma in specifieke beroepsonderdelen verdiepen of juist zijn kennis en vaardigheden verbreden, in relatie tot de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.

Mbo-opleidingen worden in twee ‘leerwegen’ aangeboden: in de ene leerweg leer je vooral in het bedrijf (beroepsbegeleidende leerweg, afgekort tot bbl), in de andere vooral op school (beroepsopleidende leerweg, kortweg bol). Een mbo-student kan vaak, maar lang niet altijd, zelf kiezen in welke leerweg hij een opleiding wil volgen. Tot slot zijn opleidingen ingedeeld in vier niveaus, variërend van entree-opleidingen (niveau 1) tot middenkaderopleidingen (niveau 4).

Klik hier voor meer informatie over typering van de opleidingen op de vier mbo-niveaus.

Vier sectoren

Drie mbo-sectoren trekken een ongeveer even groot aandeel studenten. De sector Zorg & welzijn is het grootst met een aandeel van 33%, op de voet gevolgd door Economie & handel (32%), en op enige afstand Techniek (27%). Het aandeel van de groene sector is aanmerkelijk kleiner (5%). Een klein, maar groeiend aantal studenten volgt cross-over opleidingen die niet onder een specifieke sector vallen (3%).

Klik hier voor de verdeling van studenten over de sectoren en leerwegen van het mbo.

In elke sector zijn mbo-opleidingen ingedeeld in domeinen van verwante opleidingen. Aanvankelijk moeten studenten meteen voor een specifieke opleiding kiezen, wat lang niet altijd lukte. Met de domeinindeling kunnen ze starten met de gemeenschappelijke onderdelen van het domein en toewerken naar een keuze voor een bepaalde richting. Maar als een student al weet wat hij wil, is het ook mogelijk om meteen voor een specifieke richting te kiezen. Er zijn zestien domeinen, bijvoorbeeld Bouw & infrastructuur, Mobiliteit & voertuigen, Handel & ondernemerschap, Orde & veiligheid, Horeca & bakkerij, Zorg & gezondheidszorg.

Klik hier voor een overzicht van de domeinen in het mbo.

Twee leerwegen

In het mbo kunnen studenten kiezen uit twee leerwegen: de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) en de beroepsopleidende leerweg (bol). Volgens de wet zijn ze gelijkwaardig: beide leerwegen leiden op tot hetzelfde diploma. Bij het maken van een keuze tussen de beide opties speelt een aantal factoren mee:
1.    De leerstijl van de student. Studenten die graag naar school gaan kiezen voor de bol. In deze leerweg gaat een student 3 of 4 dagen naar school (60-80% van de tijd) en loopt hij gemiddeld 1 of 2 dagen (40-20% van de tijd) stage in de beroepspraktijk van een erkend leerbedrijf. Wie liever wil werken en in de praktijk wil leren, kiest voor de bbl. In de bbl gaat een student 1 of 2 dagen naar school en werkt en leert 3 of 4 dagen in de praktijk van een erkend leerbedrijf.
2.    Leerwerkcontract met een leerbedrijf. Studenten die de bbl willen volgen moeten met hun bedrijf een leerwerkcontract sluiten. Daarin staat onder meer dat het bedrijf de student/werknemer begeleidt en betaalt. Voor bol-studenten geldt een andere regeling; zij ontvangen geen loon, hooguit een stagevergoeding. Daar staat tegenover dat ze vanaf hun 18e in aanmerking komen voor studiefinanciering en recht hebben op een ov-studentenkaart.
3.    Het opleidingsaanbod. Het staat onderwijsinstellingen vrij om opleidingen al dan niet in beide leerwegen aan te bieden. Soms is die keuze er, soms ook niet. Dan wordt een opleiding óf alleen in de bol, óf alleen in de bbl aangeboden.

De meeste mbo-studenten volgen hun opleiding in de bol. In de loop der jaren is het aantal studenten in de voltijdleerweg gegroeid, vooral door de toename van de instroom op niveau 4, waar traditioneel weinig opleidingen in de bbl worden aangeboden. Volgde in schooljaar 2011/2012 nog 31% van alle mbo-studenten hun opleiding in de bbl, in 2018/2019 is dat aandeel geslonken tot 24%. Dat wil zeggen dat in dat jaar van alle mbo-studenten 76% in de voltijd leerweg zit.

Klik hier voor de verdeling van de verdeling van de mbo-studenten over de leerwegen en niveaus van het mbo.

De verhouding tussen de deelname aan de beide leerwegen is nog schever als we kijken naar de leerwegkeuze van leerlingen die direct van het vmbo naar het mbo gaan (11 om 89%). De verklaring voor het verschil is dat de bbl ook veel oudere deelnemers trekt die alsnog een diploma willen halen. In de bbl vinden we veel volwassenen die de leerweg gebruiken om alsnog een startkwalificatie (minimaal niveau 2) of een hogere kwalificatie te halen.
Klik hier voor de verdeling van de gediplomeerde uitstroom van elke vmbo-leerweg over de mbo-leerwegen en -niveaus.

Vier niveaus

Karakteristiek voor het mbo zijn de vier niveaus waarop je een opleiding kunt volgen. Opleidingen op het eerste niveau heten entreeopleidingen. Daarnaast heb je opleidingen op niveau 2, 3 en 4. Niveau 4 het hoogste niveau. Een opleiding op niveau 1 duurt één jaar, op niveau 2 twee jaar en op niveau 3 en 4 drie jaar. Een aantal mbo 4-opleidingen mogen vier jaar duren omdat dat ‘door de aard van de opleiding noodzakelijk is’. Mbo-scholen kunnen daarover niet zelf beslissen; de minister van OCW stelt de opleidingen vast waarvoor dat geldt.

Klik hier voor een overzicht van de aantallen studenten op de vier mbo-niveaus.

Het hoogste mbo-niveau is ook het meest populaire; dat was het en is het nog steeds. Sterker, mbo niveau-4 trekt een steeds groter aandeel studenten; inmiddels bijna de helft van de totale instroom (48%). Daar staat de daling van de instroom op niveau 2 tegenover. Deze is in tien jaar gedaald van een derde tot een kwart van de totale mbo-instroom, 6% van de mbo-instroom  gaat naar een entreeopleiding.
Toelating tot het mbo is gebonden aan regels. Studenten zonder diploma kunnen bijvoorbeeld alleen naar een entreeopleiding. De vooropleidingseisen voor de andere niveaus komen er grofweg op neer dat iemand met een diploma van  een van de vmbo-leerwegen op niveau 2 kan beginnen, maar dat opleidingen op niveau 3 en 4 alleen toegankelijk zijn met een diploma van de kaderberoepsgerichte, gemengde en theoretische leerweg van het vmbo. Oftewel; vmbo-leerlingen met een diploma van de basisberoepsgerichte leerweg kunnen terecht op niveau 2. De, weinig gevolgde specialistenopleidingen op niveau 4 zijn alleen toegankelijk met een mbo-diploma op niveau 3 voor hetzelfde beroep of dezelfde ricting. Soms worden aanvullende eisen aan het vakkenpakket gesteld.

Zie hier voor een samenvatting van de vooropleidingseisen voor elk van de vier mbo-niveaus.

Veel studenten stoppen niet na één opleiding maar leren door op een hoger mbo-niveau. Met een diploma op niveau 1 kun je doorleren op niveau 2, met niveau 2 op niveau 3 of 4, met niveau 3 kun je naar de (specialisten)opleiding op niveau 4 en met een diploma op niveau 4 naar het hbo. Vooral de overstap van niveau 2 naar niveau 3 is populair.

Bronnen

Back To Top