Skip to content
    Geplaatst: Auteur:Eva van der Boom, MOOZ Onderzoek Update:maart 2019

Mbo-docent word je door een reguliere lerarenopleiding te volgen. Maar ook is er de mogelijkheid om rechtstreeks vanuit de beroepspraktijk voor de klas te komen. Zulke ‘zij-instromers’ moeten dan wel hun onderwijsvaardigheden op professioneel niveau brengen.

Anders dan voorheen, bestaan daarvoor sinds enkele jaren afspraken over waar deze opleidingstrajecten aan moeten voldoen. Hebben deze afspraken geleid tot de gewenste kwaliteitsverhoging? En welke ontwikkelingen hierin zijn nog te verwachten?

Zij-instromers als directe link naar de beroepspraktijk

Onmisbaar zijn ze voor het mbo, de zij-instromers. Professionals uit de beroepspraktijk die overstappen naar het onderwijs en daarmee bijdragen aan een hechte verbinding tussen die twee werelden. Daarnaast bestaat voor een deel van de beroepsgerichte vakken in het mbo geen reguliere lerarenopleiding.

Zij-instromers zijn geen nieuw fenomeen, de trajecten die ze kregen om de nog ontbrekende pedagogische en didactische vaardigheden in de vingers te krijgen, zijn dit evenmin. Deze zij-instroomtrajecten waren echter zeer pers. Ze verschilden enorm qua inhoud, zwaarte en kwaliteit. Een evaluatie van de Inspectie van het Onderwijs toonde dat duidelijk aan (Inspectie, 2012).

Het inzicht dat het beter kon, maar ook beter moest, zorgde voor een ommekeer. Mbo-veld en aanbieders van zij-instroomtrajecten (de lerarenopleidingen) sloegen de handen ineen om de algehele kwaliteit te verhogen en de verschillen te verminderen. Dat resulteerde in een ‘landelijk kader’ met afspraken over de eisen waar alle trajecten aan zouden moeten voldoen.

Landelijk Raamwerk PDG: standaardisering en kwaliteitsverbetering

Het overeengekomen Landelijk Raamwerk Pedagogisch Didactisch Getuigschrift (PDG) omvat afspraken over de inhoud, het in- en uitstroomniveau en de zwaarte van zij-instroomtrajecten. Maar ook over de minimale contractomvang en ondersteuning die de zij-instromer zou moeten krijgen van de werkgever. In september 2014 werden de afspraken van kracht. Sindsdien heten de opleidingen PDG-trajecten.

De kwaliteitsverbetering van de PDG-trajecten past binnen een veel bredere inspanning om het onderwijs in Nederland te versterken. Professionalisering van leraren, met name ook in het beroepsonderwijs, vormt wat dat betreft een belangrijke pijler. Wat daarvoor moet gebeuren, is vastgelegd in het actieplan Leraar 2020. Het mbo-veld en de lerarenopleidingen dragen een eigen verantwoordelijkheid om de maatregelen uit te werken. Maar wel zijn daaraan termijnen gekoppeld, evaluaties en een monitoring afgesproken om de voortgang zeker te stellen.

Werving zij-instromers en contract

Niet iedereen kan onder de nieuwe afspraken zomaar vanuit de beroepspraktijk de klas in. Het overeengekomen raamwerk stelt heldere eisen aan kandidaten voor een PDG-traject. Zij dienen ofwel een afgeronde opleiding hoger onderwijs te hebben, of minimaal drie jaar werkervaring die relevant is voor het vak waarvoor ze worden aangenomen; daarbij moeten zij kunnen aantonen over een hbo denk- en werkniveau te beschikken.

De mbo-instelling sluit een arbeidsovereenkomst (contract) af met deelnemers aan een PDG-traject. Meestal nadat de kandidaat een intakegesprek heeft gehad met de lerarenopleider, om vast te stellen of hij/zij voldoet aan de instroomeisen en om de motivatie vast te stellen. De mbo-instelling heeft de goedkeuring van de opleider nodig om in aanmerking te komen voor subsidie (DUO, Subsidie zij-instroom).

Omvang en inhoud trajecten

Overeengekomen in het landelijk kader is dat PDG-trajecten een omvang van 60 Europese studiepunten (ECTS-credits) hebben en 18 maanden duren. Deelnemers dienen één dag per week vrij geroosterd te worden voor het volgen van de opleiding, ongeacht de aanstellingsomvang. Deze dient echter minimaal 0,4 fte te zijn, maar minder dan fulltime, om het mogelijk te maken het werk met de opleiding te combineren. Verder is het uitgangspunt dat de zij-instromer ten minste acht lessen per week verzorgt.

Het is nadrukkelijk de bedoeling dat de mbo-instelling en de deelnemer de intentie hebben om een langdurige arbeidsrelatie aan te gaan (voor de duur van enige jaren). Met het succesvol afsluiten van het PDG-traject kwalificeert de zij-instromer zich voor het generieke deel van het beroep van docent. Deze kwalificatie is niet gelijk aan een tweedegraads onderwijsbevoegdheid, maar levert wel het bewijs dat de zij-instromer voldoet aan de pedagogische en didactische bekwaamheidseisen zoals bedoeld in de WEB (artikel 4.2.4) en op grond daarvan benoembaar is in een vast dienstverband. Zij-instromers dienen hun traject binnen twee jaar af te ronden.

Samen opleiden

Leidend in PDG-trajecten zijn de principes van ‘samen opleiden’. Dit betekent dat lerarenopleiding en mbo-instelling samen verantwoordelijk zijn voor de opleiding, waarbij de eindverantwoordelijkheid bij de lerarenopleiding ligt. De afspraken in het landelijk kader vormen de basis voor de invulling van de trajecten. Hierdoor zijn deze op hoofdlijnen uniformer geworden. Maar het is aan de mbo-instelling en de lerarenopleiding om accenten aan te brengen.

In de PDG-trajecten wordt het werken in het mbo gecombineerd met het volgen van de opleiding. In de meeste trajecten wordt de theoretische scholing bij de lerarenopleiding verzorgd. Soms leveren mbo-instellingen eveneens een bijdrage, dit in samenspraak met de lerarenopleiding. Deze kan verschillende vormen aannemen: een incidentele workshop of meer structureel, bijvoorbeeld een dagdeel per kwartaal. Daarbij wordt vooral ingezoomd op de dagelijkse praktijk van het werken in het mbo.

Van de totale opleiding dient 50% op de leerwerkplek plaats te vinden. Afspraak is dat deelnemers een ervaren collega als coach krijgen op hun werkplek, die daarvoor opgeleid is door de lerarenopleiding. De mbo-instelling dient deze coaches ten minste twee uur per week in te roosteren voor de begeleiding van een deelnemer. Dit voor de gehele duur van het PDG-traject. Ook de lerarenopleiding stelt voor deelnemers een coach beschikbaar, maar dan voor het eigen scholingstraject.

Portfolio en beoordeling

Alle PDG-trajecten werken met een (online) portfolio: deelnemers dienen door middel van opdrachten te bewijzen dat zij voldoen aan het beroepsprofiel docent mbo. Dat is in de praktijk nog niet zo gemakkelijk. Zo maakt een ‘onderzoekende houding’ onderdeel uit van dit beroepsprofiel. Maar wat houdt dat precies in, zo’n onderzoekende houding, en hoe toon je aan dat je erover beschikt? De wijze waarop deze onderzoekscomponent in de opleiding is opgenomen, verschilt in elk geval nog sterk.

Ook de manier waarop de eindbeoordeling wordt afgenomen, varieert. Sommige lerarenopleidingen nemen een tussentijdse toets af om zicht te krijgen op de (theoretische) kennis. De meeste opleidingen kennen echter alleen een eindtoets. Deze wordt door twee assessoren afgenomen, soms met één assessor vanuit de opleiding en één ‘veldassessor’, en bestaat in ieder geval uit:
•    een presentatie waarin de deelnemer aan de hand van gemaakte opdrachten bewijst aan het beroepsprofiel te voldoen;
•    een ‘proeve van bekwaamheid’;
•    een eindgesprek.

De manier waarop de proeve van bekwaamheid wordt afgenomen, verschilt nogal in de praktijk. Soms bewijst de deelnemer aan de hand van opnames van zijn lessen voldoende competent te zijn in het klaslokaal. In andere gevallen wonen de assessoren in het klaslokaal een les bij.

Anders dan de reguliere lerarenopleidingen is voor de PDG-trajecten geen OER (onderwijs- en examenreglement) vereist. Wel hebben de examencommissies van de lerarenopleidingen een rol gekregen in het bewaken van de kwaliteit van de beoordeling (Min.  OCW, 2016). De meeste lerarenopleidingen kennen inmiddels een specifiek reglement voor de eindassessments van PDG-deelnemers. Dit bevat tevens een procedure voor het indienen van klachten door de deelnemers.

Stand van zaken

Wat zijn, enkele jaren na invoering, de ervaringen met het landelijk kader? Voldoet het aan de verwachtingen? Wat is er nog aan verbeteringen mogelijk/wenselijk? MBO-Raad en lerarenopleidingen hebben gedurende de invoering van het landelijk raamwerk verschillende bijeenkomsten georganiseerd. Tevredenheid over de kwaliteitsverhoging, maar zeker ook over de versterking van de samenwerking tussen het mbo-veld en de lerarenopleidingen voert de boventoon, zowel in het mbo-veld als onder de lerarenopleidingen. Datzelfde beeld komt naar voren uit de gesprekken die gevoerd werden in het kader van de Monitor PDG-trajecten. Partijen vinden dat de kwaliteit van de trajecten (sterk) is verbeterd en verwachten als resultaat een betere kwaliteit van het mbo-onderwijs.

Wat niet wegneemt dat er best nog het een en ander valt te verbeteren. Zo is nog onvoldoende duidelijk hoe deelnemers ‘een onderzoekende houding’ kunnen aantonen. En ook zijn aanvullende afspraken nodig over de wijze waarop de proeve van bekwaamheid moet plaatsvinden. Verder vinden de zij-instromers en de mbo-instellingen dat er nog weinig maatwerk mogelijk is. Hier ligt een knelpunt, in het bijzonder als het gaat om kandidaten met een pabo-diploma. Zij beschikken reeds over veel pedagogische en didactische kennis, maar moeten vaak toch het gehele PDG-traject doorlopen. Verschillende lerarenopleidingen zoeken naar manieren om trajecten passender te maken voor hen.

Wie een PDG-traject met goed gevolg heeft doorlopen, mag les geven in het mbo. Maar beschikt daarmee nog niet over een ‘echte’ bevoegdheid. Dat moet veranderen, is het gevoel bij zowel het mbo-veld als de lerarenopleidingen. Zij willen het de PDG’ers makkelijker maken een ‘reguliere’ lesbevoegdheid te halen. Hoewel zich daarbij het probleem aandient dat voor een deel van de mbo-vakken geen tweedegraads lerarenopleidingen bestaan, zoals voor kappers en meubelmakers.

Mbo-veld en lerarenopleidingen zijn kritisch op elkaar, over en weer. Zo constateren de lerarenopleidingen aanzienlijke verschillen tussen mbo-instellingen als het gaat om het faciliteren van traject-deelnemers. Dat geldt met name de compensatie van tijd voor het volgen van de opleiding. Ook de kwaliteit van de werkplekbegeleiders en de veldassessoren loopt uiteen, vinden de lerarenopleidingen. Maar zij verwachten wel dat deze verschillen zullen afnemen.

Samenvattend: het landelijk raamwerk functioneert naar behoren, ook al zijn op punten verbeteringen mogelijk en wenselijk. Tevredenheid overheerst bij alle betrokken partijen, maar zij zijn nog volop bezig met de doorontwikkeling van de trajecten. Vanuit de praktijk de klas in: wie deze stap wil zetten, krijgt met de nieuwe PDG-trajecten een stevige duw in de rug.

Enkele deskundigen

Berinda de Jong, voorzitter landelijke PDG werkgroep ADEF/mbo
Willem Baten, Inspectie van het Onderwijs

Bronnen

Back To Top